Het doel van deze milieuverkenning is het in beeld brengen van de potentiële milieueffecten van verschillende ontwikkelingsscenario’s binnen de waterstoftransitie in de Rotterdamse haven en het gebruik van waterstofdragers, in het bijzonder ammoniak, op korte (2030) en middellange (2050) termijn. De resultaten van deze milieuverkenning vormen, samen met de Systeembeschrijving en het onderzoek naar sturingsmogelijkheden, onderdeel van een nadere verkenning van de mogelijkheden die de NOVEX-partners hebben om, indien gewenst of nodig, aanvullend omgevingsbeleid in te zetten. De resultaten van deze milieuverkenning worden ook meegenomen binnen het NOVEX-brede Omgevingsmanagement (trekkers Gemeente Rotterdam en Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat). 

Benadrukt wordt dat dit een verkenning is, die uitgaat van bestaande kaders en waarbij de uitkomsten derhalve een indicatie zijn van de milieueffecten voor geluid, stikstof en externe veiligheid. Deze studie is daarmee richtinggevend voor de bovengenoemde bredere verkenning van de mogelijkheden op het gebied van omgevingsbeleid. 

Kernwoorden: LOHC, methanol, LH2, kraken, groepsrisico, aandachtsgebied, plaatsgebonden risico, modaliteiten, buisleiding

Metadata

  • Opdrachtgever: Provincie Zuid-Holland
  • Auteur(s): SAVE team van Antea Group
  • Datum laatste actualisatie: 30-04-2025

Wanneer en waar is het voorbeeld toegepast? 

De analyse is uitgevoerd op basis van een fictieve terminal die op drie verschillende locaties in het Havengebied Rotterdam gepositioneerd is met optimale aansluiting voor de terminal op alle benodigde vervoersmodaliteiten (zeevaart/binnenvaart/spoor) en waarbij een drietal doorzetvarianten gehanteerd zijn. Voor het terminalontwerp is gekozen voor aansluiting op de vigerende meest recente regelgeving (PGS 12), maar waar nog geen verdergaande optimalisaties in het ontwerp zijn doorgevoerd. Met andere woorden: er is voor de fictieve terminals gekozen voor een ‘worst case’ variant maar wel met als grondslag de best beschikbare technieken zodat de maximale milieu-impact is verkregen voor externe veiligheid, geluid en stikstof. Hierbij wordt gekeken op zowel korte (2030) als middellange (2050) termijn.

Welke randvoorwaarden en beperkingen zijn er als het gaat over de effectieve toepassing van een voorbeeld? 

De komende decennia zal de energietransitie een bepalende factor blijven in het omgevingsbeleid van de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland. In de loop der tijd zal een scherper beeld richting 2030 en 2050 ontstaan als het gaat om het concreet vormgeven van de ruimtelijke opgaves en de rol van de waterstof(dragers) in een duurzame toekomst. Het verdient aanbeveling om nieuwe inzichten met betrekking tot zowel de ruimtelijke opgaves als de mogelijkheden van waterstof(dragers) periodiek te beschouwen op het schaalniveau van de NOVEX Haven Rotterdam. Analyses op dit schaalniveau maken het mogelijk om te denken in structuur- en systeemoplossingen die individuele initiatieven én overheidslagen overstijgen.

In navolging op voorgaande verdient het aanbeveling de milieuverkenning te actualiseren bij de verwachte twee/driejaarlijkse herijking van de Vergelijking waterstofdragers Multicriteria analyse van leveringsketens in Nederland (MCA).

Wat kan de gebruiker leren van het voorbeeld?

Uit de berekeningen blijkt dat de 10-6- en 10-7-plaatsgebondenrisicocontouren van de voorbeeldactiviteiten volledig binnen de risicogebiedzone van het Rotterdams havengebied vallen (en de 10-8 voor het grootste deel). Nagenoeg het gehele Haven Industrieel Complex (HIC) is op basis van de berekende 10-6 plaatsgebonden risicocontour (de wettelijke grenswaarde) geschikt voor het vestigen van ammoniakterminals. Naarmate een 10-6 plaatsgebonden risicocontour dichter tegen de rand van de risicogebiedzone ligt zal het ontwerp van een terminal nog kritischer moeten worden beschouwd (zie volgend punt).

Bevolking binnen de 1% letaliteitsgebieden draagt bij aan de hoogte van het groepsrisico. De ligging van een terminal (waar de risicovolle activiteiten plaatsvinden) ten opzichte van de omgevingsbebouwing is daarmee bepalend voor de hoogte van het groepsrisico. Vuistregel: hoe lager de bevolkingsaantallen binnen de 1% letaliteitsgebieden, hoe lager naar verwachting het groepsrisico zal uitkomen. Voor de voorbeeldlocatie Botlek geldt dat sprake kan zijn van een grotere overlap van het 1% letaliteitsgebied met dichtbevolkt gebied (dat resulteert in een hoger groepsrisico met een overschrijding van de oriëntatiewaarde). Voor Europoort en Maasvlakte worden groepsrisico’s berekend die in dezelfde situatie onder de oriëntatiewaarde blijven.

Vervoer via de buisleiding lijkt – in lijn met de kabinetsvisie waterstofdragers – vanuit veel omgevingsaspecten de voorkeursmodaliteit te zijn. Aandachtspunten hierbij zijn het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en de locatie van het kraakproces (in de haven of op de ontvangstlocatie) met bijbehorende milieueffecten.